Internationaal recht
Na het uitroepen van de staat Israël op 14 mei 1948 vielen de omliggende Arabische buurlanden Israël aan, de zogenaamde Onafhankelijkheidsoorlog. Jordanië veroverde gedurende deze oorlog de Westelijke Jordaanoever en annexeerde deze. Alleen het Verenigd Koninkrijk en Pakistan erkenden deze annexatie . In de Zesdaagse Oorlog in 1967 veroverde Israël de Westelijke Jordaanoever op Jordanië. Op het internationale podium wordt veel gesproken over ‘de illegale bezetting’ van de Westelijke Jordaanoever door Israël.
Israël beroept zich vaak op een aantal zaken met betrekking tot deze classificering. In de eerste plaats heeft Israël de Westelijke Jordaanoever veroverd op Jordanië. Het gebied was onderdeel van het mandaatgebied van Palestina. In het internationale recht is geen enkele basis te vinden voor de annexatie van de Westelijke Jordaanoever door Jordanië. Ten tweede, volgens de verdeling van veiligheidszones binnen de Oslo-akkoorden heeft Israël de volledige controle over zone C. Dit betekent dus dat bouwwerkzaamheden in gebied C in ieder geval door mogen gaan.
In diverse (niet-bindende) resoluties heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties geoordeeld dat het bouwen en uitbreiden van de nederzettingen onrechtmatig is. In 2004 nam ook het Internationaal Gerechtshof dit standpunt in, in een advies over de bouw van de Israëlische veiligheidsbarrière. Deze opvatting is echter niet overgenomen door de Veiligheidsraad, het enige orgaan van de Verenigde Naties dat bindende resoluties kan uitvaardigen. De Europese Unie en België en Nederland beschouwen de Westoever als “bezet gebied” en de Joodse nederzettingen op de Westoever als illegaal.
Standpunt Israëlisch Hooggerechtshof
De Conventie van Genève uit 1949 verbiedt het om in bezette gebieden grond in beslag te nemen voor andere doeleinden dan veiligheid. Ook mag een bezettingsmacht volgens artikel 49 van deze conventie de eigen bevolking niet naar deze gebieden overbrengen om ze er te laten wonen. Volgens Israël heeft dit artikel betrekking op gedwongen bevolkingsverplaatsingen naar bezet gebied, zoals die in de Tweede Wereldoorlog plaatsvonden. Omdat inwoners van de nederzettingen op de Westoever niet worden gedwongen zich er te vestigen, zou het bestaan van de nederzettingen niet tegen de Conventie indruisen. Zij verhuizen immers geheel uit vrije wil naar de nederzettingen.
Het Israëlische Hooggerechtshof oordeelde dat een nederzetting alleen gebouwd mag worden, als deze daadwerkelijk bijdraagt aan de veiligheidssituatie in het gebied. Het bestaan van de nederzettingen impliceert volgens het Israëlische Hooggerechtshof geen annexatie van de grond. Ook leggen de nederzettingen geen definitieve claim op het gebied.
Afbeelding: Anita Gould.